Op 3-6-2015 publiceerde De Twentsche Courant Tubantia een column van Theo Hakkert. Aanleiding: een kunstwerk in Enschede waarbij de IS-vlag gebruikt werd. Het leverde grote opschudding op.
Theo Hakkert was een van de columnisten in ons forum over de rol en reikwijdte van een column. 'Een column moet helemaal niks,' betoogde hij. In het ideale geval voedt een column de dialoog en wijst geen vonnis.
Foto: Lucien Baard (TC Tubantia).
Linksboven de overgeschilderde IS-vlag.
Peter den Oudsten, burgemeester van Groningen,
over columnist Albertjan Peters
Tien jaar lang heeft Albertjan Peters wekelijks een column geschreven voor De Twentsche Courant Tubantia. Over Twente, over de wereld, over grote en kleine dingen. Scherp geobserveerd, pakkend geschreven, met humor. Doordenkertjes ook, zoals columns horen te zijn. Een bloemlezing daaruit levert een prachtige bundel op. Een doorkijk in de tijd waaruit onontkoombaar duidelijk wordt dat menselijk gedrag irrationeel is, dat veel zich herhaalt en dat de schoonheid van het leven te weinig wordt herkend. Albertjan Peters, van Groningen via Friesland en Den Haag naar Twente gekomen, is een columnist die het liefst alles wat hij ziet zelf wil verbeteren, aanpassen, naar de nieuwe tijd brengen. Een uitstekende waarnemer, maar ook een doener. Hij is met grote passie betrokken bij de onderwerpen waarover hij schrijft, maar heeft ook voldoende distantie om zich niet te beperken in zijn visie. De columns in dit boek, Dwarsgekeken, gingen voor een groot deel over Twente, het land waar hij van is gaan houden. Het land dat ons samen bindt en iedere keer weer in verwarring achterlaat. Het land dat met een grote culturele eigenheid zich soms met moeite staande houdt in de grote wereld.
Dwarsgekeken van Albertjan Peters is niet alleen leerzaam, maar vooral een feest om te lezen.
isbn 978 90 72603 97 5
72 pagina's
in kleur
Klik hier voor meer informatie
Vier columnisten over columns schrijven
Boekpresentatie Dwarsgekeken
In het drukbezette café Bolwerk in Enschede presenteerde Albertjan Peters op 25 mei zijn bundel Dwarsgekeken. Columnist Herman Sandman, medewerker van het Nieuwsblad van het Noorden, was er speciaal voor overgekomen uit Slochteren. Hij las een column voor over Bob Dylan in een eenzaam café in het hoge noorden. 'Ken mie nait schailn wie die Amerikoan is, as hai zien kovvie mar betoalt.' Sandman wisselde van gedachten met Peters en de Tubantia-columnisten André Manuel en Theo Hakkert. Het publiek discussieerde mee.
Vlnr Herman Sandman, Albertjan Peters, Theo Hakkert, André Manuel
Een goede column moet niks, en kan overal over gaan, zei Theo Hakkert. Daar waren de andere drie het roerend mee eens. Een goede stijl vond men belangrijk. Peters stelde dat een column moet bijdragen aan het maatschappelijk debat en dat krenken dan meestal niet functioneel is. Manuel betoogde dat het met sommige mensen wel heel erg moeilijk debatteren is, bijvoorbeeld met lieden die eerder de handgranaat nemen dan het woord.
Toch mag allemaal wel wat scherper in de vaderlandse columns, betoogden de vier. Tegelijkertijd vond Peters dat bij de vrijheid van meningsuiting een probleem is dat degenen die dagelijks in de landelijke media een podium hebben om meningen te beïnvloeden een klein gezelschap vormen. Een closed shop, zetelend in Amsterdam. 'Die zien de nieuwe tweedeling in de samenleving niet. En de politiek is alleen maar image-gedreven geworden. Inhoudelijke opvattingen hoor je amper. Het is godgeklaagd, dat de aandacht van Jesse Klaver voor economische problemen aan de onderkant ineens in linkse kring als een eye opener worden gezien. De PvdA hoor je daar al jaren niet meer over. Dat is nog erger!'
Het eerste exemplaar reikt Albertjan Peters uit aan beeldend kunstenaar Ingrid Rollema uit Den Haag
Het tweede exemplaar is voor zangeres Diet Gerritsen uit Enschede
Artikel Albertjan Peters
uit Tubantia 23-05-2015
Aantekeningen bij de vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Als je niet kunt zeggen wat je denkt sterft de democratie. Dat heel veel mensen dat vinden bleek bij de demonstraties naar aanleiding van de moordaanslag op de redactie van het satirische weekblad Charlie Hebdo. Toch zijn er wel kanttekeningen te plaatsen. Ik bestrijd niet het recht om beledigende cartoons uit te brengen. En moorden is zinloos en onmenselijk. Maar ik begreep de afwijzende reactie van zes schrijvers op het verlenen van een prijs door de internationale schrijversorganisatie PEN aan diezelfde redactie wel. Chris Keulemans van de Nederlandse PEN-vereniging maakte een heldere vergelijking tussen eerdere steunbetuigingen aan Salmon Rushdie in verband met de tegen hem uitgesproken fatwah. Rushdie poogde een dialoog te beginnen met de islamitische wereld, Charlie Hebdo krenkt slechts en wijst af. Dat is geen bijdrage aan maatschappelijk debat. Net zo min als we veel van haatimams mogen verwachten ,die onze wijze van samenleven willen komen ondermijnen. Die hoeven we niet tot het debat toe te laten, lijkt me.
Met de opkomst van Pim Fortuin kreeg het debat over de vrije meningsuiting hier al eerder een impuls. Zijn “Ik zeg wat ik denk” vervulde mij met achterdocht. Het is verstandig om niet altijd direct te zeggen wat je denkt. Denk eerst na over het effect op anderen. Ik heb het bovendien niet zo op mensen die in korte tijd achtereenvolgens de communistische, socialistische, en sociaaldemocratische overtuigingen uitventen en daarna weer liberalisme en conservatisme omhelzen. En altijd met dezelfde overtuigingskracht. Een intelligente gedreven man, groot spreker, maar zonder scrupules. Wel veel opvolgers die ook zeggen wat ze denken.
In 2008 schreef Rob Wijnberg een beschouwing over de vrijheid van meningsuiting, getiteld In Dubio. Hij stelt dat een gezamenlijke opvatting over wat goed is, uitgesloten is. Er is geen algemene maat voor het bepalen van wat acceptabel is bij vrije meningsuiting. Wijnberg: Het doel van het principe meningsvrijheid is niet om vast te kunnen stellen wat waar of onwaar is. Het is het recht om te twijfelen. Steeds opnieuw.
Wijnberg erkent wel, dat niet ieder geluid een podium heeft. Media zijn beperkt in ruimte en toegankelijkheid en een selecte groep mensen bepaalt welke informatie wordt geuit. Mij lijkt dat een belangrijk vraagstuk, waarop Wijnberg, deel van die selecte groep, niet ingaat.
Lange tijd was Nederland een samenleving van 'De kerk in het midden laten', van 'Leven en laten leven'. Dat paste bij onze zuilen met soevereiniteit in eigen kring. En politieke afstemming aan de top. Secularisatie, individualisering en decennia van welvaartsgroei veranderden dat. Het heeft geleid tot een klimaat, waarin de meerderheid de neiging heeft om minderheden de maat te nemen. Dat leidt wel tot het grote gelijk hebben, maar niet per sé tot een meer harmonieuze samenleving. Voorbeeld: het ontslag van trouwambtenaren die weigeren een homohuwelijk te sluiten. Dat is zeker een uiting van emancipatie. Tegelijkertijd is het een voorbeeld van intolerantie jegens een streng gereformeerde minderheid. Vroeger was dat praktisch opgelost: er is altijd een ambtenaar te vinden die een homohuwelijk wil sluiten. Nu is het ten principale uitgevochten en in wetgeving gegoten. Deze benadering betekent een fundamentele verandering voor onze samenleving. Terwijl historisch gezien heel overheersende opvattingen die groepsvrijheden belemmerden in ons land bijna altijd ontbraken.
Bij meningsvorming speelt de vrije pers een belangrijke rol. Zeker als het gaat om het kritisch volgen wat zich in onderdrukte samenlevingen voordoet. Maar journalistiek is, bij alle ethische opvattingen, ook gewoon een werkgebied. Dagelijks moet er worden geproduceerd. Dat leidt tot een over elkaar heen tuimelende reeks van korte nieuwsfeitjes, met doorgaans een negatieve of amusante strekking. De lezer en kijker moeten worden geboeid.
De concentratie van media in Amsterdam werkt als een closed shop, die dagelijks (DWDD, internetkranten, RTL Late night) formuleert wat wij moeten vinden. Dit wordt nog versterkt door het ontbreken van werkelijk duurzame opvattingen bij politici. Wie de beste spindoctor heeft krijgt gelijk.
Informatisering, internationalisering en individualisering laten de zelfbewuste burger steeds meer in wisselende netwerken opereren. Vaste organisatorische verbanden ( vakbonden, politieke partijen, kerken, ) verliezen aan belang ten opzichte van eenmalige smallere aandachtsgebieden: Natuurmonumenten, Amnesty International, rampslachtoffers. De snelheid van informatieuitwisseling maakt oordelen vluchtiger.
In vrijheid een opinie poneren wordt steeds eenvoudiger, oplossingen van betekenis formuleren wordt steeds moeilijker. Politiek is imagebuilding geworden. We zien bovendien nieuwe scheidslijnen ontstaan tussen goed en minder goed geschoold, tussen kansrijk en kansarm. Niet iedereen is echt in de gelegenheid aan het maatschappelijk debat mee te doen. Ook vroeger hadden handarbeiders een spreekbuis nodig om zich te laten gelden. Met het verzwakken van vakbeweging en politieke partij is die spreekbuis vervallen. Het discours speelt zich nu af in een veelkeurige gemeenschap met uiteenlopende achtergronden en kennisniveaus. Begrijpelijk, dat in allochtone kring wordt gezegd, dat hun opvattingen onvoldoende worden gehoord. Maar het geldt meer in het algemeen voor de grote groepen burgers, die met kleine baantjes en uitkeringen aan de onderkant van de arbeidsmarkt moeten zien rond te komen. Hen hoor je niet echt meer. Daar komt bij dat in de komende decennia het scholingsniveau van de bevolking verandert. SCP (2004): Afgestudeerden in de toekomst zullen minder weten, ze beschikken over minder algemene ontwikkeling, feitenkennis,diepgang en abstractievermogen. Maar ze kunnen meer, zijn meer op de praktijk gericht, communiceren beter en opereren zelfstandiger, zelfbewuster en flexibeler. Maar, vraag ik me af, ook nadenkender, afgewogener, met meer oog voor maatschappelijke continuïteit, met meer relativeringsvermogen? Ziedaar het effect van een op doelmatigheid, op marktwerking gerichte samenleving. Ramsi Nasr drong onlangs terecht aan op een studie geschiedenis of kunsten voor toekomstige managers. Wijnberg’s ideaal van een permanente discussie over meningsvrijheid is kortom uitdagend voor het hoog opgeleide individu, maar leidt niet tot conclusies die bijdragen aan meer gerechtigheid voor de gehele bevolking. En daarmee aan een harmonieuze ontwikkeling.